Hoofdstuk 31

Jelle zit op zijn slaapkamer achter zijn bureau. De computer opent als vanouds met een windowsdeun.

In de agenda prijkt een opdracht van maatschappijleer: schrijf minimaal twee kantjes over
"hoe iemand je leven ingrijpend veranderd heeft"! Nou daar ben je mooi klaar mee.
Niet alleen moet deze opdracht in een werkstuk uitgebreid beschreven worden.
Je moet er ook een spreekbeurt over houden.
Het is dat meneer Bolten een gezellige leraar is.
Ik moet er niet aan denken dat je dezelfde opdracht bij meneer Holgersma moet uitvoeren.
Ik weet al over wie ik het ga hebben, maar zonder het misbruik.
Als ik het over Fons wil hebben dan moet ik terug naar vóór die tijd. Onze hobby's zou leuk zijn.
Een paar leuke anekdotes doen het ook wel goed.
Weet je wat, misschien heeft Fons dezelfde opdracht. Met de computer is contact zo gelegd. En Jawel, Fons heeft dezelfde opdracht en is er voor te porren om samen met Jelle te brainstormen.
De webcams vliegen aan.
Jelle, voor het geval dat, alleen positief. Dat anderen wil ik er zeker niet in hebben.
Natuurlijk had ik dáár al aangedacht. Wat dacht je van gekke dingen die we uitgevreten hebben.
Bedoel je zoiets als de radio van Frank die we uit elkaar hebben gehaald en niet meer wisten hoe die moertjes en schroefjes en zo zaten? Weet je nog hoe piswoest Frank was? Hij eiste dat we van ons zakgeld een nieuwe radio gingen kopen. Ik dacht dat ik in mijn broek scheet van angst. We moeten toen negen jaar zijn geweest.
Weet je nog dat we bij je opa in de regenton met een hengeltje hebben gevist op zijn goudvissen? Volgens mij wist je opa dat we er nooit een gingen vangen. En toen dacht jij aan het visnetje in zijn schuur. Die man vloog naar buiten, net op tijd, anders hadden we vissen bij de vleet gevangen.
Die boom in de van Trentemlaan. Die grote beuk waarin je niet mocht klimmen van die stijve tante die erlangs woonde. Wij met zijn tweeën omhoog en de brandweer moest ons komen redden. Want wij durfden die boom niet uit.
Dat is een goeie. Wacht even ik moet wat op gaan schrijven, anders ben ik het kwijt.
Nou zou het handig zijn als de computer alles wat je zei meteen opschreef.
Dat bestaat al, maar dat is voor ons te duur.
Fons en Jelle voelen zich goed gemutst. Nog meer van die gebeurtenissen borrelen op.
Huttenbouw, die planken waarin de spijkers je recht aankeken.
Nou.….in een van die spijkers ben ik getrapt. Dwars door mijn gymschoen heen. Ik moest naar de EHBO-post van het ziekenhuis. En ik kreeg twee van die tetanus-spuiten en die waren nog veel pijnlijker als die spijker.
De vlekkenwedstrijd van Biotex. Wat stonk dat papier wat we hebben opgestuurd. Ketchup en macaroni en kerrie en kaneel. En chocoladevla en smarties. En jus d'orange en paneermeel.
We hebben niet gewonnen. Raar hé!
Die wereldreis die we wilden maken. Zomaar achter een mevrouw met kinderen de bus in. Hoe oud waren we toen? Een jaar of vijf geloof ik. Die buschauffeur kreeg in Eindhoven pas door dat we niet bij die mevrouw thuishoorden. Nou wil ik niet veel zeggen…… ik heb mijn pa nog nooit zo woest gezien.
Ons Flappie met jonkies. We hadden Flappie zo leuk laten spelen met het konijn van de buren. En hij deed zo raar. Alleen hij was een zij. Jij hebt van ons toen nog een jonkie gekregen: Mops.
Nou Mops is wel mooi heel oud geworden. Gelukkig was Mops een meisje en kon die wel met Flappie spelen. Het bleef een raar gezicht….
We hebben genoeg materiaal om boeken mee te vullen.
Het probleem is: dat meneer Bolten wil weten hoe ik veranderd ben door jou.
Je hebt gelijk, meneer Holgersma gaat ook niet voor minder.
Onze vriendschap moeten we omschrijven.
Jij bent iemand die ik vertrouw.
Mijn geheimen zijn bij jouw veilig.
En ik kan met jou lachen, maatjes, samen dingen doen, gezellig melig zijn met mijn beste vriend.
En wat dacht je van deze: jij begrijpt mij, als ik een keer niet lekker in mijn vel zit. Je zegt in elk geval niet "gedraag je als een man of doe niet zo gek".
Niet te serieus en op zijn tijd humor.
Of deze: je haalt het beste van mij naar boven.
Je bent mijn beste vriend, gewoon.
Klopt….
Nou… het moet niet zo moeilijk zijn om een werkstuk van te maken.
Het lastige is dat wij twee kantjes vol moeten schrijven en er een spreekbeurt over moeten houden. Balen…wij ook.
Hé, ik heb een idee. Wat dacht je van een tekst of een lied over vriendschap. Heb je gelijk een pagina vol. Misschien heeft opa van der Donk nog ideeën, want ik weet zo geen tekst of lied.
 
Meneer Bolten vraagt Jelle om naar voren te komen.
Gisteravond voelde Jelle zich al raar.
Liefst had hij vanmorgen ziek gemeld, maar ja…aan deze spreekbeurt van tien minuten is geen ontkomen aan. Hij is notabene de eerste die moet. Mathijs en Jeroen kijken ook al niet zo fris… die mogen na Jelle. Een flinke hap lucht en Jelle begint.
 
Ik dacht eerst aan mijn oma, want die heeft heel veel invloed op mijn leven.
Maar al heel snel kwam ik erachter dat mijn beste vriend nog het meest ingrijpend mijn leven veranderd heeft.
We kennen elkaar van de kleuterschool en vanaf die tijd zijn wij beste vrienden.
We hebben samen al heel veel uitgevreten. Voor detailles: bekijk mijn werkstuk na de les.
(In de spreekbeurt mocht je zo min mogelijk anekdotes en opsommingen geven.)
We hebben veel lol en we hebben dezelfde hobby's. Toch lijken we niet veel op elkaar.
We hebben niet dezelfde geloofsovertuiging. Ik ben katholiek en mijn vriend is joods.
Ik ben enigstkind en hij heeft een broer.
Ik ben wat serieuzer en hij is meer filosofisch.
Mijn vriend weet meer van computers, maar dat komt omdat zijn opa verschillende cursussen gedaan heeft en de trucjes aan hem doorgeeft.
We houden allebei van vissen en door de computer blijven we contact houden.
Wat is er nog meer te vertellen?
Oh ja …ik weet niet hoe mijn leven zou zijn verlopen als ik hem nooit gekend had!
Ik denk dat mijn leven saai zou zijn. Je kunt op hem rekenen en bouwen.
En andersom wil ik dat hij ook van mij op aan kan.
Om mijn vriendschap te omschrijven wil ik een gedicht van Toon Hermans voorlezen:
Je hebt iemand nodig, stil en oprecht.
Die als het erop aankomt voor je bidt of voor je vecht.
Pas als iemand met je lacht en met je grient.
Dan pas kun je zeggen: ik heb een vriend.
 
De klas begint te klappen en na het applaus komen de vragen.
Daar hikt Jelle nog het meest tegenaan. Meneer Bolten heeft namelijk gewaarschuwd dat hij vragen gaat stellen.
Jelle, je hebt het alleen over positieve zaken. Ik neem aan dat jullie in het verleden ook ruzies hebben gehad en negatieve gevoelens voor elkaar.
Hoe zijn jullie daar mee omgegaan?
Jelle krijgt even een hoog rode kleur en het verschrikkelijk warm.
Keken Jeroen en Mathijs al niet fris in het begin van de spreekbeurt, nu zien ze er met zijn tweeën niet florissant uit.
De rest van de klas kijkt met medelijden naar Jelle.
Wat een onmogelijke vraag!
We hebben niet zo vaak ruzie. Maar als we ze hebben zijn ze best heftig.
Ik slinger dan dingen naar zijn hoofd die ik niet meen. En andersom geldt ook.
Naderhand heb ik er behoorlijk spijt van. We weten beiden dat we dan te ver zijn gegaan. En het is best moeilijk om toe te geven dat je fout zat.
Ik ben altijd opgelucht als we het weer goed hebben gemaakt.
Jelle hoopt dat meneer Bolten hiermee tevreden is.
Maar meneer Bolten vervolgt: hoe maken jullie het dan goed?
Dat is best moeilijk. Het gebeurd gelukkig niet zo vaak. Meestal gaat mijn moeder met mij praten over wat er gebeurd is. Het rare is dat iemand uit de omgeving van mijn vriend dat ook doet….meestal zijn opa. Want hij heeft een goede band met zijn opa. Het lijkt wel of deze twee mensen er niet tegen kunnen als het niet botert tussen hem en mij. Op een of andere manier brengen ze ons toch weer bij elkaar. We zijn het voorval vaak heel snel vergeten, als we het weer goed hebben gemaakt.
Dat wil niet zeggen dat we het altijd eens zijn. Maar over één ding zijn we het eens: Onze vriendschap mag niet kapot gaan, omdat wij een meningsverschil hebben. We moeten wel eerlijk blijven naar elkaar toe.
Meneer Bolten bedankt Jelle voor zijn spreekbeurt.
(Hij geeft pas cijfers als iedereen aan de beurt is geweest voor het werkstuk en de spreekbeurt.) 
Jelle loopt snel naar zijn plaats.
Heel rustig blaast hij de spanning van zijn lippen af. Daar is hij vanaf.
Jeroen is aan de beurt. Hij wil het over zijn broer hebben.
 
S'avonds mailt Jelle naar Fons.
Even een waarschuwing: meneer Bolten kwam met de onmogelijke vraag :( 
hoe we met onze ruzies en negatieve gevoelens omgingen. Kun je er geheid van op aan dat meneer Holgersma met die zelfde vraag komt. Je bent gewaarschuwd.
Jeminee… wat was die spreekbeurt moeilijk. In elk geval was het gedicht, wat je opa je gaf, een perfecte vondst. Dat kun je rustig gebruiken. Heel veel succes morgen met je spreekbeurt. Ik duim voor je.
Groetjes Jelle :)

Share by: