Hoofdstuk 34

Aan de visvijver zitten Fons en Jelle.

Het is niet al te best visweer. Gezellig kletsen ze over van alles en nog wat.
Bob Hoogendoorn kijkt vanaf de bosrand naar de vissers.
Hij speurt naar zijn zoon.
Onzeker over hoe hij Jelle moet benaderen, maakt hij een lijst in zijn hoofd.
Ik moet Jelle overtuigen.
Als vader heb ik recht op zijn respect.
Aan hem mag ik vragen of hij contact met me wil.
Al is het maar brieven schrijven of telefoneren…..ja dat zal al goed genoeg voor me zijn.
Hij moet weten hoe ik over hem denk en hij moet weten hoe ik me voel.
Hoe ik hem mis.
Hij draalt, zijn ogen gefixeerd op de jongen, die uiterlijk gelijkenis met hem vertoont.
Een jongen heeft zijn vader nodig om de mannelijke kant te leren kennen.
Zijn moeder maakt van hem een watje. Natuurlijk mist hij mij.
Ik heb hem van geboorte af opgevoed. Ik heb het recht om hem te zien.
En als het erop aankomt….in zijn leven aanwezig te zijn.
Bob is al vaker hier geweest. Al vaker heeft hij gekeken naar zijn zoon. Niemand heeft hem opgemerkt. Heel zorgvuldig heeft hij deze plaats uitgezocht.
Menig keer heeft hij deze lijst in gedachten gemaakt, plannen gemaakt:
hoe kan ik Jelle het beste benaderen.
Alleen een oude man dwarsboomde zijn plannen steeds.
Of er waren teveel mensen om actie te ondernemen.
Vanwege het slechte weer zitten de twee jongens nog alleen aan de waterkant
….maar Bob ziet alleen Jelle.
De andere jongen zal wel weg gaan als ik Jelle aanspreek of het is misschien wel goed dat hij erbij is…dan vertrouwt Jelle mij eerder.
Hij voelt zich dan veiliger denk ik.
Die jongen lijkt op iemand…..maar dat zal hem vast niet zijn.
Dat joch had het aan zichzelf te danken.
Mij zo uitdagen! Hij ging te ver…ik niet!
Daarnaast zit ik op cursus, dus mij kan niks overkomen. Ik heb mezelf in de hand.
Ik ben krachtig. Ik ben positief.
En ze moeten mij een kans geven…
Het kan hem niet zijn….
Het zal Jelle allang verboden zijn om met die jongen nog contact te hebben.
Bob kijkt om zich heen en loopt alle vluchtwegen na met zijn ogen. Het is een ideale situatie…niemand in de wijde omgeving te bekennen. Zijn auto staat op een stille inham van de dijk, achter de visvijver uit het zicht. De jongens zitten ideaal en vallen niet op als je op de dijk staat en naar beneden kijkt.
Hij heeft genoeg tijd om te vluchten als er iemand toch op zou duiken.
Kortom uitstekende omstandigheden.
Maar hoe zal Jelle reageren als ik hem aanspreek?
Bob begint de mogenlijke reacties op een rijtje te zetten.
Ik was per ongeluk op deze plaats en ik had je niet verwacht.
Een soort van toevalstreffer…daar kan hij geen kwaad in zien…en ik ben hier toch onverwacht.
Het is slecht weer en ik wil jullie naar huis toe brengen..nou dan kan hij nog nee zeggen als hij niet mee wil.
Als hij niet blij is me te zien, dan kan ik zeggen dat zijn moeder en oma mij zwart afschilderen…en dat ik ook goede kwaliteiten heb en die kan ik dan noemen.
Jelle moet wel blij zijn om mij te zien…het is al zo lang geleden dat wij elkaar gezien hebben…dat kan ik zeker gebruiken.
Ik kan hem in elk geval duidelijk maken dat hij genetisch een deel van mij is en dat hij daarom naar mij moet luisteren.
In heel veel dingen lijkt hij op mij….kijk alleen al naar zijn uiterlijk.
Ik wil vooral een vader voor hem zijn. Hij is per slot van rekening mijn zoon en van niemand anders. Ik ga hem aanspreken.
En ik vraag hem of hij naar mij wil luisteren….
 
Fons heeft een tijdopname gemaakt van de nevelige druilerige visvijver met wuivende rietstengels en bomen aan de horizon. Hij houdt van dit weer. Zijn camera legt hij in zijn viskoffer. Jelle heeft al eerder een foto willen maken van een bek van een vis in het water. Hij denkt dat de foto wel mislukt zal zijn. Het zag er wel grappig uit. Opa had hem aangeraden toch dit soort foto's te maken en het niet altijd op safe te spelen. Ze kletsen verder.
Bob waagt het erop..het is een gecalculeerd risico. Schichtig kijkt hij om zich heen en verklaart dan de kust veilig. Met ferme passen stapt hij op de twee jongens af. Jelle ik wil…
 
Beide jongens kijken op naar de man die hen aanspreekt.
 
Een seconde duurt het voordat het doordringt wie hen aanspreekt.
 
Fons grijpt zijn camera uit de viskoffer. Onderwijl schreeuwt hij naar Jelle om hem uit zijn trans van afschuw te halen.
Jelle grijpt zijn vishengel en slaat de hengel op de rug van Bob aan flarden. Fons knipt als een idioot de ene foto na de andere….. en blijft schreeuwen net zoals Jelle. Van de hengel is nog maar een stompje over en die gooit Jelle met kracht in het gezicht van Bob. Een emmer water met een zielig visje en zelfs de visstoeltjes vliegen door de lucht richting de man.
Bob vliegt de dijk op. In zijn gezicht is nu pure angst te lezen.
Hij is snel uit het zicht.
Jelle raapt het visje van het zand en kiepert het terug de vijver in.
Fons trilt met de vinger op de sluiter van de camera in zijn hand.
Vooraf hadden ze aan dit moment gedacht…...gered.
 

Share by: